Johannes 2: 1-11 Op de derde dag was er een bruiloft in Kana, in Galilea. De moeder van Jezus was er, en ook Jezus en zijn leerlingen waren op de bruiloft uitgenodigd. Toen de wijn bijna op was, zei de moeder van Jezus tegen Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer.’ ‘Wat wilt u van Mij?’ zei Jezus. ‘Mijn tijd is nog niet gekomen.’ Daarop sprak Zijn moeder de bedienden aan: ‘Doe maar wat Hij jullie zegt, wat het ook is.’ Nu stonden daar voor het Joodse reinigingsritueel zes stenen watervaten, elk met een inhoud van twee à drie metrete. Jezus zei tegen de bedienden: ‘Vul de vaten met water.’ Ze vulden ze tot de rand. Toen zei Hij: ‘Schep er nu wat uit, en breng dat naar de ceremoniemeester.’ Dat deden ze. En toen de ceremoniemeester het water dat wijn geworden was, proefde – hij wist niet waar die vandaan kwam, maar de bedienden die het water geschept hadden wisten het wel – riep hij de bruidegom en zei tegen hem: ‘Iedereen zet zijn gasten eerst de goede wijn voor en als ze dronken zijn de minder goede. Maar u hebt de beste wijn tot nu bewaard!’ Dit heeft Jezus in Kana, in Galilea, gedaan als eerste wonderteken; Hij toonde zo Zijn grootheid en Zijn leerlingen geloofden in Hem.
Water wordt wijn
B
De Here Jezus heeft vele wonderen gedaan, iedere genezing was natuurlijk al een wonder. Hier worden echter andere gebeurtenissen genoemd, die menselijk gesproken onmogelijk waren .
Wonderbare visvangst
Belastinggeld in vis
Marcus 4: 35-41 Op een avond zei Jezus tegen Zijn leerlingen: ‘Laten we naar de overkant van het meer gaan. Ze lieten de mensen achter en namen Jezus, die al in de boot was, mee. Er waren ook andere boten bij. Er stak een zware stormwind op en de golven sloegen over het schip. Er kwam steeds meer water binnen.  Jezus lag achterin te slapen, Zijn hoofd op een kussen. Ze maakten Hem wakker en zeiden: ‘Meester, laat het U onverschillig dat we vergaan?’ Jezus werd wakker en sprak de wind streng toe en Hij zei tegen het meer: ‘Rustig! Wees stil!’ En de wind ging liggen en het meer werd volkomen stil. ‘Waarom zijn jullie zo bang?’ vroeg Hij hun. ‘Hebben jullie nog steeds geen geloof?’ Zij waren erg geschrokken en zeiden tegen elkaar: ‘Wie is Hij toch? Zelfs de wind en het meer gehoorzamen Hem!’
Zelfs de wind gehoorzaamt Hem
Lucas 5: 1-11 Toen Jezus eens aan de oever van het Meer van Gennesaret stond en het volk zich om Hem verdrong om naar het woord van God te luisteren,  zag Hij twee boten aan de oever van het meer liggen. De vissers waren eruit gestapt, ze waren bezig de netten te spoelen. Hij stapte in een van de boten, die van Simon was, en vroeg hem een eindje van het land weg te varen; Hij ging zitten en gaf de menigte onderricht vanuit de boot. Toen Hij was opgehouden met spreken, zei Hij tegen Simon: ‘Vaar naar diep water en gooi jullie netten uit om vis te vangen.’  Simon antwoordde: ‘Meester, de hele nacht hebben we ons ingespannen en niets gevangen. Maar als U het zegt, zal ik de netten uitwerpen.’ En toen ze dat gedaan hadden, zwom er zo’n enorme school vissen in de netten dat die dreigden te scheuren. Ze gebaarden naar de mannen in de andere boot dat die hen moesten komen helpen; nadat dezen bij hen waren gekomen, vulden ze de beide boten met zo veel vis dat ze bijna zonken. Toen Simon Petrus dat zag, viel hij op zijn knieën voor Jezus neer en zei: ‘Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.’ Hij was verbijsterd, net als allen die bij hem waren, over de enorme hoeveelheid vis die ze gevangen hadden. Zo verging het ook Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs, die met Simon samenwerkten. Jezus zei tegen Simon: ‘Wees niet bang, voortaan zul je mensen vangen.’  En nadat ze de boten aan land hadden gebracht, lieten ze alles achter en volgden Hem.
Wonderbare visvangst
Mattheus 17: 24-27 Toen ze in Kafarnaüm waren aangekomen, kwamen de inners van de tempelbelasting bij Petrus en vroegen: ‘Draagt uw meester de dubbeldrachme niet af?’ Hij antwoordde: ‘Zeker wel!’ Toen hij thuiskwam, was Jezus hem voor met de vraag: ‘Wat denk je, Simon? Van wie innen de heersers op aarde tol of belasting? Van hun eigen kinderen of van anderen?’ Op zijn antwoord: ‘Van anderen,’ zei Jezus tegen hem: ‘Dan zijn de kinderen dus vrijgesteld. Maar laten we hen niet voor het hoofd stoten; ga naar het meer, werp daar je hengel uit en haal de vis die het eerst bijt van de haak. Als je zijn bek opent, zul je een vierdrachmenstuk vinden. Neem dat mee en betaal hun voor ons allebei.’
Belastinggeld in vis
Mattheus 14: 22-33 Jezus zei zijn leerlingen dat ze in de boot moesten stappen om alvast naar de overkant te varen. Hij zou intussen de mensen naar huis sturen. Toen Hij dat gedaan had, ging Hij de berg op om er te bidden zonder dat er anderen bij waren. De avond viel en Hij was daar alleen. De boot had zich al honderden meters van de kust verwijderd. De golven beukten het schip, want de wind was tegen. In de nanacht kwam Hij naar de leerlingen toe, lopend over het meer. Toen ze Hem over het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. ‘Een spook!’ riepen ze en ze schreeuwden van angst. Maar Jezus riep hun onmiddellijk toe: ‘Blijf kalm! Ik ben het; wees niet bang!’ ‘Heer, als U het bent,’ zei Petrus, ‘laat me dan over het water naar U toe komen.’ ‘Kom!’ zei Jezus. En Petrus stapte de boot uit en liep over het water naar Jezus toe. Maar toen hij merkte hoe hard het waaide, werd hij bang. Hij begon te zinken en riep: ‘Heer, red mij!’ Meteen stak Jezus Zijn hand uit en pakte hem vast. ‘Wat is je geloof klein!’ zei Hij. ‘Waarom twijfelde je?’ Toen ze in de boot waren gestapt, ging de wind liggen. De leerlingen in de boot vielen voor Hem op de knieën en zeiden: ‘Werkelijk, U bent de Zoon van God.’
Jezus wandelt over het water
Marcus 6: 34-44 Toen Jezus daar aan land ging, zag Hij een grote menigte. En medelijden beving hem: zij waren als schapen zonder herder. En Hij begon hun veel te leren. Toen het al laat was geworden, kwamen Zijn leerlingen Hem zeggen: ‘Het is hier erg afgelegen en het is al vrij laat Stuur de mensen weg, dan kunnen ze bij de boeren en in de dorpen in de omgeving wat eten kopen. ‘Geven jullie hun te eten!’ zei Jezus. ‘Moeten wij dan voor zo’n tweehonderd zilverstukken brood gaan kopen om hun te eten te geven?’ vroegen de leerlingen. Jezus zei: ‘Hoeveel broden hebben jullie? Ga eens kijken!’ Ze gingen kijken en zeiden: ‘Vijf, en twee vissen.’ Jezus zei tegen Zijn leerlingen dat de mensen op het groene gras moesten gaan zitten, in groepen. De mensen deden dat, in groepen van honderd en van vijftig. En Hij nam de vijf broden en de twee vissen, sloeg Zijn ogen op naar de hemel en sprak het zegengebed uit. Toen brak Hij de broden in stukken en gaf ze aan de leerlingen om ze uit te delen aan de mensen. Ook de twee vissen verdeelde Hij onder de mensen. En ze aten allemaal tot ze genoeg hadden. Ze haalden op wat er over was: twaalf manden vol brood en vis. Het aantal mensen dat gegeten had, bedroeg vijfduizend.
Wonderbare brood vermenigvuldiging
Terug naar het leven van Jezus Terug naar het leven van Jezus
Wonderen